Vader en de moeder van de kinderen hebben geen relatie meer. Deze is in 2005 beëindigd en vader heeft de gezamenlijke woning verlaten. Na het verbreken van de relatie heeft vader enige tijd omgang gehad met zijn kinderen, op het laatst één weekend per 14 dagen. Op enig moment is de omgang stop gezet door moeder.

In het voorjaar van 2008 heeft vader de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen. In maart 2009 is de ondertoezichtstelling (OTS) uitgesproken. Vader heeft klachten over de manier waarop de OTS door BJZ is uitgevoerd.

Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman heeft BJZ de zaak intern ook nog eens bekeken. BJZ heeft de Nationale ombudsman laten weten dat het na afloop van deze evaluatie een aantal punten heeft opgemerkt, waarin het anders had kunnen optreden. Ten aanzien van de klachtbehandeling heeft BJZ de Nationale ombudsman laten weten dat een aantal klachten ten onrechte niet is behandeld.

Echtscheidingsstrijd

De eerste klacht is door de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman tezamen beoordeeld. De Kinderombudsman en de Nationale ombudsman zijn van oordeel dat de kwestie door BJZ niet afgedaan had mogen worden als een 'echtscheidingsstrijd'. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van een kind. De overheid, in deze BJZ, heeft de plicht om bijstand te verlenen en in te grijpen als ouders deze taak niet naar behoren kunnen of willen uitvoeren. BJZ is in handelingsverlegenheid gekomen.

De gang van zaken is in strijd met de rechten van de kinderen geweest (art. 3, 5, 18 en 19 van het IVRK) en ten aanzien van de vader is er niet behoorlijk, niet volgens het vereiste van professionaliteit, gehandeld. De klacht over de klachtbehandeling is ook gegrond verklaard, BJZ heeft daarin niet gehandeld volgens het vereiste van goede voorbereiding.

Lees het volledige rapport op de website van de Nationale Ombudsman